ONVERVULDE BEHOEFTEN BIJ UC

Ontsteking bij UC onder controle houden - 
het risico op terugval verminderen

Het ziekteverloop bij patiënten met UC kan grillig zijn, met regelmatige opvlammingen en remissies. Het risico op een operatie ligt op ongeveer 12% over een periode van 5 jaar. Bovendien is er een risico op onomkeerbare structurele schade en invaliditeit.1-3

Ongeveer 15% van de patiënten vertoont op het moment van de eerste diagnose ernstige verschijnselen. Bij ~ 30% van de patiënten is de ziekte op het moment van de diagnose sterk uitgebreid.3,4


Ontstekingen bij UC de baas worden: een hele uitdaging


Indicaties voor een slechte prognose, waaronder terugval en colectomie, zijn:
  • Matige tot ernstige ziekteverschijnselen op het moment van diagnose5
  • Uitgebreide ziekteverschijnselen op het moment van diagnose5
  • Diepe ulceraties op endoscopie3,5
  • Langdurige ziekte6,7
  • Aanhoudende ontsteking8
  • Noodzakelijk gebruik van steroïden in een vroeg stadium9,10

Patiënten die lijden aan aanhoudende ontstekingen en bij wie de ziekte niet onder controle is, lopen een groter risico op terugval, een verhoogd gebruik van steroïden, complicaties en een operatie.8,11

Het risico op terugval bij UC is significant:
  • 51% risico op terugval binnen 1 jaar na diagnose12
  • 70 - 80% kans op terugval na 1 jaar bij patiënten met klinisch actieve ziekte13
  • Een frequente behoefte aan steroïden om opvlammingen te behandelen en ontstekingen onder controle te houden wordt geassocieerd met slechte uitkomsten9,10

Tijdens de vroege stadia van UC zijn opvlammingen geassocieerd met een snellere progressie van de ziekte.14

Patiënten bij wie het slijmvlies beter geneest, ervaren minder terugvallen15
  • Histologische genezing kan een betere voorspeller zijn van de tijd tot terugval dan macroscopische verschijningsvormen11,16
  • Patiënten met histologische normalisatie* hebben bijna 7X meer kans op een terugvalvrije overleving in vergelijking met patiënten met een histologisch actieve ziekte17
  • Verminderde histologische activiteit wordt geassocieerd met een verminderd risico op terugval, steroïdegebruik, colectomie en hospitalisatie17

Een snelle en aanhoudende controle van de ontstekingsverschijnselen vanaf een vroeg stadium kan het ziekteverloop verbeteren.2,14,18


* Normaal slijmvlies zonder kenmerken van chroniciteit.



Hoe kunnen we de schade bij UC beperken?


UC: Een ziekte met structurele en functionele gevolgen18
  • Ondanks dat UC traditioneel wordt beschouwd als een ziekte die beperkt is tot het slijmvlies en de oppervlakkige submucosa, is er bewijs dat er sprake is van transmurale chronische ontstekingen en fibrotische veranderingen die de darmmotiliteit en de anorectale functie bij patiënten met UC kunnen beïnvloeden19
  • Diepe ulceraties zijn een risicofactor voor een agressieve en gecompliceerde ziekte; deze endoscopische bevindingen zijn geassocieerd met slechte uitkomsten3,5

De schade en invaliditeit die kan voortkomen uit ontstekingen bij patiënten met UC zetten aan tot een tijdig en doeltreffend ziektemanagement, dat impact heeft op het verloop van de ziekte.1

Vooral patiënten die een behandeling met steroïden nodig hebben, hebben meer kans op structurele schade en anorectale dysfunctie.18


Het risico op darmkanker

Vroegtijdige interventies met doeltreffende behandelingen hebben mogelijk bijgedragen tot een algemene daling van de incidentie van darmkanker. Toch blijft het risico verhoogd bij sommige patiënten met UC.10

Welke patiënten met UC lopen een hoger risico op dysplasie en darmkanker?

  • Patiënten die lijden aan een langdurige ziekte6,7
  • Patiënten met een persistente histologische activiteit (chronische ontsteking van het slijmvlies, zowel macroscopisch als microscopisch beoordeeld, draagt onafhankelijk bij aan het kankerrisico) 10,20
  • Uitgebreide colitis10

Het risico op darmkanker wordt bepaald door de omvang, de duur en de ernst van de ontsteking van de dikke darm.7

Hoe beter de ontsteking onder controle kan worden gehouden, des te lager is het risico op darmkanker.7


In remissie gaan én blijven, zonder steroïden

Een remissie bewerkstelligen zonder gebruik te hoeven maken van steroïden: dat is de sleutel tot een betere levenskwaliteit voor de patiënt. Bovendien vermijden we zo complicaties die het gevolg zijn van langdurig gebruik van steroïden.14 Remissie zonder steroïden is een belangrijk therapeutisch doel. De klinische richtlijnen bevelen aan om snel te beginnen met doeltreffende therapieën, om de resultaten van patiënten te verbeteren.21-23

Het gebruik van corticosteroïden heeft mogelijk talloze bijwerkingen op korte en lange termijn: stemmingsstoornissen, het syndroom van Cushing/een opgeblazen gezicht, staar en slapeloosheid. Dat kan erg lastig zijn voor de patiënten.21,23,24

Steroïden helpen niet om de remissie langdurig in stand te houden en patiënten die orale steroïden krijgen, lopen een verhoogd risico op colectomie bij een matige opvlamming.3,21


Studies hebben aangetoond dat het introduceren van  doeltreffende behandelingen bij de juiste patiënten in een vroeg stadium van de ziekte cruciaal is voor het bereiken van diepe remissie en het vermijden van complicaties.1


Het bereiken van diepe histologische remissie is een voorspellende factor voor een verminderde behoefte aan steroïden bij patiënten met UC.

Het is van cruciaal belang om de ziekte al in een vroeg stadium onder controle te krijgen. Als er al vroeg behoefte is aan meerdere behandelingen met steroïden, dan wordt dit geassocieerd met slechte resultaten op langere termijn, bijvoorbeeld colectomie.9

Kaplan-Meier overlevingsanalyse van tijd tot corticosteroïdenvoorschrift in geval van endoscopische en histologische remissie.

Aangepast met toestemming van Bryant et al.25  Als scoreschaal voor de histologie werd de index van Trulove en Richards gebruikt. Histologische remissie wordt gedefinieerd als “geen significante ontsteking” en veranderingen in de architectuur van de darmwand zonder erosies, crypteabcessen of infiltratie van neutrofielen. De endoscopische activiteit van de ziekte werd gemeten aan de hand van de Baron-index.


* Volledige remissie verwijst naar zowel histologische als endoscopische remissie.

† Histologische remissie en “volledige” histologische remissie waren vrijwel niet van elkaar te onderscheiden en worden afgebeeld door een enkele lijn.



Snelle beheersing van de ziekteactiviteit kan de QoL verbeteren


UC wordt geassocieerd met een significante impact op de kwaliteit van leven (QoL).14

Patiënten zien het snel onder controle krijgen van de ziekte als een belangrijk onderdeel van hun behandeling.14

Het snel behandelen van ontstekingen kan een vroegtijdige impact hebben op de door de patiënt gerapporteerde resultaten. Het kan het gebruik van steroïden verminderen en de levenskwaliteit van de patiënt verbeteren.17,26

Niet alleen de levenskwaliteit is verminderd bij patiënten met UC. Deze patiënten voelen zich ook minder goed in hun vel en functioneren psychologisch minder goed. Ze laten slechtere psychosociale uitkomsten zien in de periodes waarin de ziekte actief is.27

Controle van de ziekteactiviteit is een belangrijke bepalende factor voor de QoL-uitkomsten.27

Patienten met matige tot ernstige UC hebben behoefte aan nieuwe therapieën met een snel klinisch effect die de ziekteactiviteit verminderen.14

Steroïden en immunomodulerende therapieën worden niet geassocieerd met langetermijnverbeteringen in gezondheidsgerelateerde QoL28

Verschillende analyses hebben het volgende aangetoond:

tot 24% van de patiënten met UC kreeg steroïden gedurende >3 maanden over een periode van 12 maanden (claims data uit de VS)21

12% van de patiënten met UC werd behandeld met steroïden gedurende ≥ 6 maanden (claims data uit de VS)21

15% van de patiënten met IBD vertoonde steroïdenverslaving of overmatig gebruik van steroïden (UK data)23 *

Studies hebben aangetoond dat langdurige verbeteringen in gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven kunnen worden behaald met geavanceerde therapiëen.28

Studies benadrukken dat het belangrijk is om een doeltreffende therapie in te zetten om remissie te bewerkstelligen bij patiënten met UC, of om de psychosociale stress van de ziekte te verlichten.29

Om de resultaten bij patiënten te verbeteren, is het van belang om hoogrisicokenmerken bij patiënten met UC te herkennen en de therapeutische strategieën daarop af te stemmen.9

De primaire non-respons op geavanceerde therapieën is ~ 30%, en het verlies van respons na de eerste respons is ~ 50%.30

Het blijft lastig om een remissie te bewerkstelligen en in stand te houden. Minder dan een derde van de behandelde patiënten blijft langdurig in remissie.21,31

Er is nood aan meer doeltreffende behandelingen die goed verdragen worden en die gebruikmaken van nieuwe mechanismen die al in een vroeg stadium duurzame remissie kunnen bewerkstelligen.14,31


* De afhankelijkheid en het overmatige gebruik van steroïden werden gedefinieerd in overeenstemming met de European Crohn's and Colitis Organisation (ECCO) en de richtlijnen in het Verenigd Koninkrijk.23

 


NEEM CONTACT MET ONS OP

Stuur ons een e-mail

Medische informatie: medicalinfo@glpg.com
Communicatie en media: communications@glpg.com
Business development:
bd@glpg.com


Referenties:
  1. Gonczi L, Bessissow T, Lakatos PL. World J Gastroenterol. 2019;25(41):6172‐6189.
  2. Torres J, Billioud V, Sachar DB, Peyrin-Biroulet L, Colombel JF. Inflamm Bowel Dis. 2012;18(7):1356‐1363.
  3. Ungaro R, Mehandru S, Allen PB, Peyrin-Biroulet L, Colombel JF. Lancet. 2017;389(10080):1756-1770.
  4. Vegh Z, Burisch J, Pedersen N, et al. J Crohns Colitis. 2015;9(9):747-753.
  5. Reinisch W, Reinink AR, Higgins PD. Clin Gastroenterol Hepatol. 2015;13(4):635-642.
  6. Choi CH, Rutter MD, Askari A, et al. Am J Gastroenterol. 2015;110(7):1022-1034.
  7. Beaugerie L, Itzkowitz SH. N Engl J Med. 2015;372(15):1441-1452.
  8. Colombel JF, Rutgeerts P, Reinisch W, et al. Gastroenterology. 2011;141(4):1194-1201.
  9. Mosli M, Alfaer S, Almalaki T, et al. Eur J Gastroenterol Hepatol. 2019;31(1):80-85.
  10. Torres J, Caprioli F, Katsanos KH, et al. J Crohns Colitis. 2016;10(12):1385-1394.
  11. Peyrin-Biroulet L, Sandborn W, Sands BE, et al. Am J Gastroenterol. 2015;110(9):1324-1338.
  12. Wanderås MH, Moum BA, Høivik ML, Hovde Ø. World J Gastrointest Pharmacol Ther. 2016;7(2):235‐241.
  13. Sairenji T, Collins KL, Evans DV. Prim Care. 2017;44(4):673‐692.
  14. Danese S, Allez M, van Bodegraven AA, et al. Dig Dis. 2019;37(4):266‐283.
  15. Barreiro-de Acosta M, Vallejo N, de la Iglesia D, et al. J Crohns Colitis. 2016;10(1):13-19.
  16. Peyrin-Biroulet L, Bressenot A, Kampman W. Clin Gastroenterol Hepatol. 2014;12(6):929-34.e2.
  17. Christensen B, Hanauer SB, Erlich J, et al. Clin Gastroenterol Hepatol. 2017;15(10):1557-1564.e1.
  18. Massinha P, Portela F, Campos S, et al. GE Port J Gastroenterol. 2018;25(2):74‐79.
  19. Colombel JF, Shin A, Gibson PR. Clin Gastroenterol Hepatol. 2019;17(3):380-390.e1.
  20. Beaugerie L, Sokol H. World J Gastroenterol. 2012;18(29):3806-3813.
  21. D’Haens GRAM, Lindsay JO, Panaccione R, Schreiber S. Drugs R D. 2019;19(2):227‐234.
  22. Feuerstein JD, Isaacs KL, Schneider Y, et al. Gastroenterology. 2020;158(5):1450‐1461.
  23. Selinger CP, Parkes GC, Bassi A, et al. Aliment Pharmacol Ther. 2017;46(10):964-973.
  24. Mahadevan U. Clin Colon Rectal Surg. 2004;17(1):7-19.
  25. Bryant RV, Burger DC, Delo J, et al. Gut. 2016;65(3):408-414.
  26. Armuzzi A, Tarallo M, Lucas J, et al. BMC Gastroenterol. 2020;20(1):18.
  27. Lix LM, Graff LA, Walker JR, et al. Inflamm Bowel Dis. 2008;14(11):1575-1584.
  28. Jones JL, Nguyen GC, Benchimol EI, et al. J Can Assoc Gastroenterol. 2019;2(Suppl 1):S42-S48.
  29. Bokemeyer B, Hardt J, Hüppe D, et al. J Crohns Colitis. 2013;7(5):355-368.
  30. Fernández-Clotet A, Castro-Poceiro J, Panés  Curr Pharm Des. 2019;25(1):32-40.
  31. Panés J, Vermeire S. J Crohns Colitis. 2020;14(Suppl 2):S711-S712.